huis tuin en keuken praatjes

MARGRIETJE

Ik moest vanmorgen naar m’n tandarts en die zit nog steeds in Capelle Schenkel. Daar waar ik vroeger woonde en in de supermarkt een bijbaantje had en een groot deel van m’n toekomst werd bepaald. Maar ook de plek waar veel collega’s vrienden werden. In die supermarkt werkte ook Margrietje. In de slagerij. Een klein vrouwtje met kort donker haar, een echte Cappellenaar. Ze rookte als een ketter, werkte hard en had ook een enorm groot en lief hart. Ik werkte met haar in de slagerij van die supermarkt. Zij was toen ongeveer 44 en ik 16. Elke zaterdag van 7 tot 7 keihard ploeteren, want de slagerij blonk van witheid als je binnenkwam en blonk net zo als je weer naar huis ging. Maar zie je het voor je? Zij biefstuk snijdend: 160cm kort en grote mond, bákken vol met levenservaring en oprecht geïnteresseerd in haar omgeving en ik daarnaast achterham snijdend: 188cm lang, blond haar, kwam net om de hoek kijken, verlegen en wereldvreemd.

Vanaf de andere kant van de toonbank moet dat er toch vertederend hebben uitgezien, zo naast elkaar. We waren constant aan het praten. Ik vragend, zij verhalend. Ze heeft me veel verteld en geleerd in die drie jaar. Onbewust denk ik, werd ze een soort grote zus van me. Dat zie ik nu, toen vond ik alle verbonden en ontmoetingen die me overkwamen nog vanzelfsprekend logisch. Ze vertelde over liefde en leven. Over kansen en mislukkingen. Over tevredenheid en hartstocht. En plots, midden in al die verhalen vertrok ik. Mijn grote-mensen-avontuur was begonnen en alles liet ik achter.

Twee keer per jaar ging ik terug naar de tandarts voor m’n nooit saaie controle. En altijd wipte ik daarna nog even binnen bij de supermarkt om Margriet te groeten. We maakten dan een oppervlakkig praatje, maar waren tegelijkertijd nog zo tot op het bot met elkaar verbonden, dat een paar minuten oogcontact tijdens het roken van een sigaretje eigenlijk al genoeg was geweest om te weten hoe het de ander verging.

Tot een jaar geleden. Ik was door m’n tandarts weer ontslagen voor een half jaar en rende de supermarkt binnen. Het stormde net zo als nu en ze was er niet. Hè jammer. Ik naar de kassa met wat spul en vroeg waar ze was. De caissière keek me verbaasd aan en zei: ‘Ach Margrietje bedoelt u? Die hebben we begraven afgelopen zomer. Kanker. Ja je weet het heej, rotziekte. Zo was ze er nog daar achter de toonbank en zo was ze dood. Ken je d’r?’

Ik schrok me kapot. Het voelde koud van binnen en nat van buiten, m’n hart, m’n handen en m’n ogen. Nee ze maakte vast een naar grapje. Dat had ik dan toch geweten? Waarom wist ik dit niet? Was ik een half jaar geleden ook niet hier geweest? Of was ze er toen ook al niet en had ik niet de tijd en rust genomen om aan m’n oude baas te vragen waar ze dan was? Oh wat werd ik boos op mezelf. Met niemand uit die tijd kon ik dit verdriet en schuldgevoel echt delen, want van veel mensen uit dat deel van m’n leven had ik ook alweer afscheid genomen en was verder gegaan.

‘Afgelopen zomer heb ik in een kalm en rustig tempo, in mijn eentje, het een en ander aan schuldgevoel open gewandeld en me erover gebogen. Het gewogen en bedacht hoe ik het los zou willen laten. Margriet hoorde daar ook bij’

En nu een jaar later: ik loop in de luwte van de zuidwesterstorm, na m’n halfjaarlijkse controle naar m’n auto, stap in en rijd weg. Automatisch draait mijn auto een minuut later de alom bekende parkeerplaats op. Maar nu weet ik het en toch ga ik even bij de supermarkt naar binnen. Niets nodig. Gewoon om Margriet even te groeten en te bedanken. Stiekem terwijl ik daar loop tussen allemaal vreemden praat ik zachtjes van binnen: ‘lieve Margriet. Je was voor mij belangrijk. Toen. En daarom ook nu nog steeds. Toen wist ik dat niet. Nu wel. Dank voor alle sigaretten die we samen rookten, dank voor de filosofische gesprekken die we voerden over ‘later als we groot en rijk zijn’ (dat doe ik nog steeds!). Ik een biertje, jij rode wijn. Dank voor de lol die we hadden, de stiekeme tranen die we traanden. Dank voor de zorgen die we deelden, allebei in onze eigen waarheid: jij over je zieke moeder, ik over m’n toekomst. Dank je wel, voor dat allemaal. Ik kom gauw een bloemetje bij je leggen’.

12 december 2014

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *